Psalms 76


Zij zeggen: ‘God kan niet alles weten.
De Allerhoogste heeft wel iets anders te doen
dan Zich met ons te bemoeien.’

1 Kijk, zo leven nu de ongelovigen.
Zonder zorgen worden zij alleen maar rijker en rijker.

2 Voor niets heb ik zuiver geleefd,
mij ver gehouden van onrecht.

3 De hele dag word ik gekweld,
elke morgen voel ik mijn straf.

4 Als ik echter net zo had gehandeld en gesproken,
hoorde ik niet meer bij U.

5 Ik heb mij het hoofd gebroken hoe dit mogelijk was.
In mijn ogen was het onbegrijpelijk en onaanvaardbaar.

6 Maar uiteindelijk ging ik Gods huis binnen
en zag hoe het met de ongelovigen afliep.

7 Werkelijk, U laat hen op gladde wegen lopen en uitglijden.
U laat hen ten slotte ineenstorten en een ruïne worden.

8 In een oogwenk veranderen zij
en bekijkt ieder hen met afgrijzen.
Dan zijn ze weg, omgekomen door rampen.

9 Zoals een droom na het ontwaken niet echt blijkt te zijn,
zo ontkent U, Here, hun bestaan
als U erbij wordt betrokken.

10 Toen bitterheid in mijn hart opkwam
en ik opstandig en geprikkeld was,

11 reageerde ik als een dwaas zonder inzicht.
Ik gedroeg mij onredelijk tegenover U.

12 Toch zal ik altijd bij U blijven,
U houdt mij stevig vast.
Copyright information for NldHTB